Kenmerken van beelddenkers in het voortgezet onderwijs
Kenmerken van beelddenkers in het voortgezet onderwijs
Welke kenmerken zien we bij beelddenkers in het voortgezet onderwijs?
Ik zal een aantal kenmerken noemen die bij beelddenkers in het voortgezet onderwijs kunnen voorkomen. Maar omgekeerd kun je niet zeggen dat de puber alle kenmerken heeft wanneer het een beelddenker is.
Een beelddenker is visueel ingesteld.
Hoewel een beelddenker een voorkeur heeft voor visueel denken, zijn er veel beelddenkers die een goed gevoel voor taal hebben. Maar… daarnaast zijn er ook die dat helemaal niet hebben. Vooral deze laatste groep krijgt taalproblemen.
Het beelddenken krijgt een extra accent in de puberteit.
Pubers zitten in een leeftijdsfase waarin het beelddenken een extra accent krijgt. Dit is een fase waarin de leerproblemen weer extra naar voren komen. Als de emoties iets bekoelen en als de persoonlijke zekerheid weer toeneemt, zal het na de onderbouw weer beter gaan op school, mede omdat het lesgeven overgaat van reproduceren naar `inzicht`.
Beelddenkers komen vaak jong over.
Bij beelddenkers valt jong gedrag extra op door de ontwikkeling van het puberbrein. Verstand en emoties gaan niet gelijk op. De ontwikkeling van het puberbrein gaat niet in het zelfde tempo. Dit laat bij beelddenkers een kinderlijk gedrag zien.
Drie ontwikkelingen
We onderscheiden drie ontwikkelingen: de puberteitsontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de psychosociale ontwikkeling. De puberteitsontwikkeling zorgt voor de hormoonafgifte, daardoor groeit de puber fysiek. De cognitieve ontwikkeling zorgt voor de groei van het denkvermogen. De psychosociale ontwikkeling is een proces waarbij de puber inzicht in zichzelf en anderen ontwikkelt.
Frontale hersenschors
De frontale hersenschors is het gebied in de hersenen dat zich als laatste ontwikkelt. De frontale hersenschors is pas rond het vierentwintigste jaar volledig ontwikkeld. Maar soms duurt de volledige ontwikkeling tot het dertigste jaar.
De frontale hersenschors is in samenwerking met andere hersengebieden verantwoordelijk voor: plannen, organiseren, abstract denken, sociaal gedrag en impulsbeheersing. Het is daarom belangrijk dat we het puberende brein ondersteunen met deze taken.
Een beelddenker heeft vaak een traag werktempo.
Het werktempo van de beelddenker is lager dan gemiddeld. Dit heeft te maken met het `vertalen`. Informatie komt binnen via taal. In het hoofd verwerken zij met beelden de informatie en komen tot een antwoord. Dit antwoord moet weer vertaald worden naar taal. Dit kost tijd!
Beelddenkers hebben regelmatig woordvindingsproblemen.
Je hoort een beelddenker regelmatig zeggen: dinges, danges, hoe heet het ook al weer, je-weet-wel-die… Dit heeft te maken met het vinden van het woord dat bij het beeld in hun hoofd past. Een beelddenker zal al snel een omschrijving van het woord geven. Laten we eens kijken naar het woord: knoest. Als ik vraag: `Wat is een knoest?`, zul je merken dat het nog niet meevalt dit in taal te vatten. Terwijl we allemaal weten wat een knoest is. Dit ervaart de beelddenker vaak!
Een beelddenker vindt het maken van een opstel lastig.
Als een beelddenker iets wil vertellen, is het met name voor de taaldenker onbegrijpbaar. Er zit geen kop en geen staart aan het verhaal. Door zijn associatieve denken, overlappen de beelden elkaar razendsnel. Ga dat maar eens bijhouden met taal die vertaald moet worden vanuit de beelden.
Dit geldt ook voor het schrijven van een verhaal als een opstel of een presentatie. Zij zien vanuit het overzicht precies wat zij willen vertellen. Maar nu nog op volgorde op papier zetten. Dat is lastig doordat de beelden elkaar overlappen. Er is geen begin en einde bij de overlappende beelden.
Beelddenkers laten vaak een zwakke concentratie zien.
De zwakke concentratie van een beelddenker ontstaat omdat een beelddenker alles wil `zien`. Als een beelddenker geluid achter zich hoort, zal hij kijken naar het geluid. Een andere factor van een zwakke concentratie is het associatieve denken; het ene beeld volgt het andere beeld op. Dit geeft chaos in het hoofd. Een beelddenker moet heel erg zijn best doen om te concentreren door juist te selecteren.
Een beelddenker kan onverwacht heldere vragen stellen of oplossingen geven.
Een beelddenker werkt vanuit een helikopterview ` kijkend` naar de overlappende beelden en associaties. Daar zoekt hij naar overeenkomsten en `ziet` of beter gezegd weet de oplossing. Maar hoe hij tot de oplossing is gekomen, kan hij niet uitleggen. Om netjes stap-voor-stap te vertellen wat zijn oplossingsstrategieën waren, weet hij simpel weg niet.
Beelddenkers maken veel oriëntatiefouten.
Je ziet beelddenkers vaak oriëntatiefouten maken in dictee en taalwerk. Onder oriëntatiefouten verstaan we bijvoorbeeld het verwisselen van s – z, v – f, g – ch, ei – ij.
Een beelddenker begrijpt een gegeven opdracht niet meteen.
Als een docent een aantal opdrachten geeft en daarna de leerlingen aan het werk zet, zie je een beelddenker om zich heen kijken. Hij weet niet wat hij moet doen. Hoe komt dat? De beelddenker luistert wel naar de opdrachten. In gedachten ziet hij de opdrachten en een aantal opdrachten zijn in gedachten al uitgevoerd. Bovendien blijven de opdrachten niet netjes op volgorde `geparkeerd` staan. Een beelddenker zal de opdracht dus `afkijken` bij de leerling die naast hem zit. De docent vat dit op als: Hij let weer niet op! Dit overkomt de beelddenker, dit is geen opzet!
Een beelddenker ontwikkelt vaak faalangst.
De beelddenker valt op door onzeker gedrag. Dit heeft te maken met het feit dat hij zich anders voelt. Hij communiceert anders en hij verwerkt zijn informatie anders. Het onderwijs is vaak ingesteld op taaldenkers. De beelddenker voelt zich onbegrepen! En dat maakt een beelddenker onzeker tijdens de toch al onzekere puberteitsontwikkeling.
Beelddenkers zijn erg inventief.
Een beelddenker is door de manier van denken erg inventief. Door de manier waarop ze denken, kunnen ze dingen snel doorzien en oplossen. Zij `zien` vaak creatieve oplossingen.
Een beelddenker voelt dingen heel goed aan.
Beelddenkers hebben een goed inlevingsvermogen en zijn sociaal bewogen. De andere kant is dat de beelddenker heel sfeergevoelig is en moeite heeft met conflicten. Als er binnen een groep geen harmonische sfeer is, kan de beelddenker zelfs blokkeren.
Beelddenkers hebben een brede belangstelling.
Beelddenkers zijn heel nieuwsgierig en hebben een brede belangstelling.
Beelddenkers zijn echte doorzetters.
Beelddenkers hebben geleerd om door te zetten door hun andere manier van leren en werken. Dit is ook de reden dat een beelddenker af en toe `uitgeteld` is en even tot zichzelf moet komen.
Beelddenkers kunnen goed leidinggeven.
Een beelddenker kan goed organiseren en leidinggeven doordat hij het geheel overziet. Zij hebben een eigen kijk op situaties. Hun gezichtspunten zijn onverwacht en creatief en zij zien vele facetten. De beelddenker ziet de oplossing waar anderen zich `blind` op staren.
E-book Beelddenken en voortgezet onderwijs
Het E-book Beelddenken en voortgezet onderwijs geeft inzicht in beelddenken en handvatten voor ouders, docenten en de leerlingen zelf.
Meer informatie over het e-book Beelddenken en voortgezet onderwijs. Nu met 50% korting.
Ik wens je veel plezier met onze leuke pubers!