Eenheden, tientallen en honderdtallen lastig voor een beelddenker.
31 januari 2022 

Eenheden, tientallen en honderdtallen lastig voor een beelddenker.

Beelddenkers laten vaak problemen zien met eenheden, tientallen en honderdtallen.

Eenheden, tientallen en honderdtallen zijn lastig voor een beelddenker. We zien vaak bij beelddenkers dat ze geen inzicht hebben in eenheden en tientallen. Als de beelddenker geen inzicht heeft zullen ze getallen gaan omdraaien (13 wordt 31)

Het is belangrijk te starten met concreet materiaal. Een beelddenker wil een hoeveelheid zien.

Hoe komt het dat cijfers worden verwisseld zoals 81 in plaats van 18?

Als leerlingen de structuur van eenheden en tientallen nog niet begrijpen, kunnen zij cijfers in een getal verwisselen; 23 in plaats van 32.

Het is belangrijk dat deze leerlingen ondersteuning krijgen met concrete materialen. Als dat soepel verloopt, kunnen we aan de slag met getalkaarten.

Wat zijn getalkaarten?

We maken verschillende getalkaarten; eenheden, tientallen en honderdtallen. Op een getalkaart staat een eenheid; dus kaarten met eenheden van 1 tot en met 9. Daarnaast zijn er kaarten met een tiental; dus 10 tot en met 90. En tenslotte maken we kaarten met honderdtallen; 100 tot en met 900.

Wij starten met de getalkaarten op de werkbladen. Dit bestaat uit 3 werkbladen met eenheden van 1 tot en met 9, tientallen van 10 tot en met 60, honderdtallen van 100 tot en met 600.  (Werkbladen downloaden.)

Knip de kaartjes van de eenheden, tientallen en honderdtallen uit. (Zie afbeelding)

Met deze set kaarten kun je door juist te combineren alle getallen tot en met 669 maken.

Beelddenken en Rekenen

Getalkaarten

Hoe werken we met de getalkaarten?

We starten met oefenen tot en met 19.
Je hebt dus nodig: de getalkaart met 10 en de getalkaarten van alle eenheden; 1 tot en met 9.

Laat het kind de kaarten van de eenheden onder elkaar neerleggen. De 1 bovenaan en de 9 onderaan.

Het kind pakt nu ook de kaart voor de 10.

Laten we eens kijken wat deze kaart met 10 betekent. Maak het met blokjes concreet om de hoeveelheid te zien.
Het kind legt naast de getalkaart 10 blokjes.

Vraag: `Wat betekent de 1 van de tien?` Ja, het eerste tiental.

`En wat betekent de 0?` 0 eenheden. Nul is hetzelfde als niets.

Spelen met de eenheden.

Nu gaan we spelen met het cijfer van de eenheden (dus op de plaats van de 0).

We gaan de getallen 11 tot en met 19 maken.

`Leg jij eens 11 neer met de kaartjes.` 
Het kind legt nu de 1 op de plaats van de 0. In het begin is het handig om er ook een blokje bij te plaatsen. De beelddenker ziet de hoeveelheid.

`Leg jij eens 12 neer met de kaartjes.` 

Zo gaan we door tot en met 19.

Laat de eenheden op de 0 van de getalkaart tien stapelen.

Nu terugtellen.

Als dit soepel verloopt starten we met terugtellen. Dit betekent de stapel afbouwen. Terugtellen is belangrijk voor de min-sommen.

Zeg: `We hebben nu 19. Welk getal zie je als je de 9 weghaalt?``
We zien dan een acht, dit betekent 18. Als het nodig is, ondersteun met blokjes om de hoeveelheid kleiner te zien worden.

En zo gaan we verder tot de getalkaart 10.

`Spelen met de getallen tot 10.

`Leg nu zelf getallen: 12, 15, 17…`

Belangrijk: Laat de leerling steeds het getal uitspreken en daarna splitsen en uitspreken.

Bijvoorbeeld:

  • er ligt het getal 16.
  • de leerling zegt 16
  • daarna zegt de leerling: 10 en 6
  • de leerling schrijft het getal op maar begint bij de 1 en dan de 6.

Oefen deze procedure elke dag kort.

 De werkbladen downloaden.

Nu oefenen zonder getalkaarten.

Als de leerling de getallen tot en met 19 beheerst, gaan we oefenen zonder getallenkaarten.

Let op dat de leerling de getallen ook splitsend benoemt. Dus 18, 10 en 8.

We gaan oefenen met een getaldictee.

We gaan een getaldictee doen. Het getaldictee staat op het te downloaden werkblad. Wat is een getaldictee? De begeleider zegt een getal en de leerling schrijft het getal op.

De kinderen schrijven de getallen altijd eerst met een tussenstap op.

Je zegt: `16`. De leerling schrijft eerst 10 en 6 en schrijft dan 16 op. De leerling schrijft eerst de 1 en dan de 6. Het getal wordt dus van links naar rechts geschreven.

Je kunt het kind beter deze richting aanleren, omdat de rekenmachine ook met deze volgorde werkt. De kans is anders groot dat bij het intikken van de rekenmachine de volgorde fout gaat.

Als dit goed gaat, gaan we een stapje verder.

Starten met leesoefeningen.

We gaan nu leesoefeningen  van getallen doen. Dat is weer een stapje lastiger. De leesoefeningen staan op het te downloaden werkblad.

Je laat het getal 13 zien op een kaart. De leerling zegt eerst: 10 en 3`.`En dan zegt de leerling 13.

Verder uitbouwen met getalkaarten.

Bovenstaande procedure volgen we ook als de leerling de getallen tot 30 moet beheersen.

En daarna tot 100 en verder...

Veel rekenplezier!

Wil je meer begeleiding bij rekenproblemen dan is de rekenmodule van Beeld en Brein voor ouders misschien een idee.

Anneke Bezem
Marjon Lugthart

Beelddenken en rekenen

Anneke en Marjon