Beelddenkers leren anders
Beelddenkers leren anders!
Lezen en schrijven is vaak lastig voor een beelddenker. Zij leren anders!
`Is beelddenken een nieuwe term?` `Nee!`
Anders leren wordt door de Haagse logopediste omschreven als beelddenken. In 1930 introduceerde de logopediste Maria Krabbe de term beelddenken al en beschrijft het anders leren door beelddenken`.
Ontstaan van de term beelddenken
Anders leren. Het was Maria krabbe, logopediste, die ontdekte dat sommige kinderen hun informatie anders verwerkten. Zij stelde ook vast dat er een discrepantie is tussen de zwakke taalvaardigheden en het intelligentie niveau. Rond 1930 is de term beelddenken is al ontstaan.
De Haagse logopediste Maria Johanna Krabbe (2489 – + 1967) heeft veel publicaties geschreven over beelddenken. Zij introduceerde de term beelddenken voor `het anders denken`.
Beelddenken tegenover taaldenken
Maria Krabbe zegt over het beelddenken:
‘Beelddenken betekent dat we onze gedachten in beelden voor ons zien, als in een film`, zodat we er naar kunnen kijken en zelfs naar kunnen wijzen. De beelddenker denkt meteen: Dat kan toch iedereen? Maar de taaldenker zal zeggen: `Hoe kan dat nou!`.
Maria Krabbe noemt iemand een beelddenker als die een belemmering ervaart om gedachtebeelden te vervangen door begrippen en deze in woorden te gebruiken. Hij voelt belemmering om begrippen en woorden te gebruiken als er totaal geen beeld aan ten grondslag ligt.
Beelddenken en taaldenken; beiden een eigen aard van denken.
De beelddenker: `Als je het niet voor je kunt zien, weet je het niet! Want wat je weet kun je zien!` De taaldenker: `Als je het niet kunt zeggen, weet je het dus niet! Want wat je weet, kun je onder woorden brengen`.
Maria Krabbe formuleert al snel de kracht en zwakte van het beelddenken.
De kracht van beelddenken:
- vindingrijkheid;
- verbondenheid met medemensen en de wereld;
- een rechtstreeks weten;
- spontaniteit (indien niet in de kiem gesmoord);
- eigen kijk op situaties;
- originele, onverwachte oplossingen en ideeën;
- aanleg voor het doen van ontdekkingen;
- goed oriëntatie vermogen;
- gave van vrij en boeiend (beeldend) spreken.
De zwakte van beelddenken:
- onthouden van namen bij personen en straten, maar wel onthouden van beelden van personen en straten;
- woordenkennis, met name `moeilijke woorden` en abstracte begrippen;
- leren van nietszeggende dingen;
- leren van leerstof zonder inzicht;
- leren van feiten zonder verband;
- het volgen van een vaste lijn, eerst dit en dan dat;
- vooruitdenken en plannen (een beelddenker zal wel zien).
Een heel opvallende eigenschap van de beelddenker is zijn vrijheidszin en empatisch gevoel.
Anders leren en beelddenken in het onderwijs
Maria Krabbe beschreef de problemen die beelddenkers tegenkomen in het onderwijs. Zij geeft aan dat het onderwijs voornamelijk gericht is op de taaldenker. De beelddenker past niet in dit schoolsysteem. Doordat het onderwijs gericht is op taaldenken, worden de beelddenkers gehinderd hun eigen weg van denken en leren te volgen.
Beelddenken en gesproken taal
Deze leerlingen lopen vast omdat het onderwijs niet aansluit bij hun manier van denken. We zien dat deze leerlingen problemen hebben de gesproken taal te vervangen door letters. En omgekeerd letters te vervangen door gesproken taal.
Deze problemen kunnen zich in verschillende vormen laten zien.
Geen verband tussen een klank en letter
Een beelddenker ziet geen verband tussen bijvoorbeeld een `w` geluid en een zigzag krabbeltje op papier. Krabbe zegt dat dit begrijpelijk is omdat het één een klank is en het ander maakt geen geluid; het is voor de beelddenker een `dood` ding. Tussen klank en teken gaapt voor de beelddenker een kloof die hij niet ziet en dus niet kan overbruggen.
In een letterteken wil hij een voorwerp (beeld) zien.
Gedachtebeeld staat niet stil b p q d
Een beelddenker kan zijn gedachtebeeld manipuleren; hij kan het beeld omdraaien of er `doorheen lopen`.
Een stoel blijft een stoel, ook als de stoel ligt of op zijn kop staat in zijn gedachtebeeld. De beelddenker raakt in verwarring bij de letters p q b d. Dit `voorwerp` (beeld) krijgt steeds een andere naam bij een andere richting. Een beelddenker kan in gedachten om de letter b heenlopen. Daardoor draait de letter b in zijn gedachten en kan het dus makkelijk een p, q of d worden! De beelddenker raakt gedesoriënteerd omdat een voorwerp zoals de b steeds een andere naam krijgt als hij van richting verandert in zijn gedachtenbeeld.
Hoe schrijft een beelddenker een woord?
Krabbe beschrijft dit als volgt:
We spreken een woord als geheel uit. Daaruit moet de beelddenker de klanken losmaken; de letters. Hierbij negeert de beelddenker de tussenklanken. De beelddenker gaat nu het woord bewerken los van zijn betekenis en dus los van het beeld dat het woord oproept.
`Laten we eens kijken naar het woord bok.`
De beelddenker hoort het woord `bok` en moet dat opschrijven. Als eerste moet de beelddenker het beeld van de bok loslaten. Dan moet hij het geheel van het woord bok in kleine stukjes breken. Daarvoor heeft hij zijn gehoor nodig. Een beelddenker is auditief zwak; hij heeft moeite met het analyseren van de klanken. De beelddenker heeft dus moeite de letters te onderscheiden die hij hoort. Het is voor de beelddenker nog lastiger om de juiste opeenvolgende klanken te onderscheiden en ook vast te houden, te blijven onthouden. Het beeld van de bok wil de letters verdringen.
Dan moet de beelddenker de klanken vervangen door de juiste (dode) tekentjes/letters, en deze tekentjes dan ook nog in de juiste volgorde plaatsen; van links naar rechts.
Van het oorspronkelijke beeld van bok is dan niets meer over.
Het kan ook nog gebeuren dat het woord bok bij de beelddenker een beeld van een geit oproept. Het gevolg kan dan zijn dat het woord geit op papier komt te staan (of zelfs ‘chijd’). Deze vervangingen zien we veel bij dictees.
Bij vrij schrijven zien we vaak dat de beelddenkers lastige woorden vermijden.
Uit bovenstaande blijkt dat dit een lastig proces is voor de beelddenker. We kunnen nu misschien beter begrijpen waarom sommige dingen gebeuren en waarom beelddenkers anders leren.
Hoe leest een beelddenker een woord?
Voor het lezen van een woord loopt een beelddenker tegen dezelfde moeilijkheden op. Hij moet een woord in de juiste volgorde lezen van links naar rechts. De beelddenker zal het woord in de eerste instantie terugbrengen tot een beeld. We zien dan regelmatig gebeuren dat de beelddenker een ander woord `leest` dan er echt staat. De beelddenker leest bijvoorbeeld de zin: Het schip ligt in de haven. Hij leest en er dringt zich een beeld van een schip in de haven op. Zijn taalgebruik is misschien boot. De beelddenker zal lezen: De boot ligt in de haven. Twee woorden voor hetzelfde beeld. De beelddenker kiest zijn eigen taalgebruik. Boot komt met de inhoud overeen, maar dat is niet wat er letterlijk staat.
Wat deed Maria Krabbe om problemen te voorkomen of te verhelpen?
Doordat beelddenkers anders leren heeft Maria Krabbe de Compensatie-Correctie-methode ontwikkeld, speciaal gericht op het beelddenken. Een beelddenker werkt vanuit het geheel zonder het te verbrokkelen en te analyseren in onderdelen. Dus vanuit het totale woord (globalisatie) de letters te analyseren is voor de beelddenker lastig.
Maria Krabbe zocht naar een manier om het geheel te leren analyseren zonder het als geheel verloren te laten gaan. Dit vond zij in de Compensatie-Correctie-methode.
Deze anders leren methode stelt de beelddenker in staat, door compensatie en door bewust gebruik te maken van zijn beelddenken, de praktische moeilijkheden te overwinnen. Krabbe zei: `Plaag de leerling niet met lezen en schrijven maar compenseer en corrigeer vanuit de eigen aanleg`.
Hoe kunnen we dit vertalen naar een oefening voor ouders of leerkrachten?
We nemen bijvoorbeeld het woord: varken
Oefening:
Je spreekt het woord varken duidelijk uit. Het kind zegt het woord in zijn geheel na. Gebruik nu voor elke letter een A4. En leg de A4tjes naast elkaar zodat er één woord ontstaat van links naar rechts. Het kind gaat voor de A4tjes staan. Kijkt naar het woord en zegt: `varken`. Nu probeert hij het woord als geheel als een gedachtebeeld in zijn hoofd te zien. Het kind maakt een beeld van een gekleurde (door hem zelf gekozen kleur) kaart met de letters van het woord varken erop.
Dan mag het kind op de v gaan staan en zegt v, daarna op de a en zegt a, enz. Het kind gaat nu vanuit het woord in zijn geheel naar de losse klanken/letters.
Het kind gaat weer voor de A4tjes staan en kijkt naar het woord en zegt: `varken`. En zet hij het woord als geheel als een gedachtebeeld in zijn hoofd.
varken
Nu worden de blaadjes iets uit elkaar gelegd. We gaan nu van het geheel naar het spellen van de klanken/letters. Het kind gaat op de v gaan staan en zegt v, daarna op de a en zegt a, enz. Het kind springt al spellend van letter naar letter. Na de laatste letter zegt hij : `varken`. En laat weer het beeld van de letters op het gekleurde kaartje in zijn gedachtebeeld verschijnen.
v a r k e n
Op deze manier werken we vanuit het geheel, naar de analyse (spellen) en weer terug naar het geheel. Dit is een manier waar een beelddenker blij van wordt.
Nog een leuke, speelse oefening die overal gedaan kan worden.
Deze oefening kan klassikaal worden gedaan, maar ook door de ouder tijdens een autorit of de maaltijd. Maak er een spel van.
Het doel van de oefening is om auditief (oren) op een speelse manier letters los te koppelen van het geheel. Een goede oefening voor beelddenkers.
Je spreekt een woord uit, bijvoorbeeld `bomen`.
Het kind zegt je na: `bomen`. Je herhaalt het woord, maar met een letter eraf: `bome`. Haal er wisselend een letter aan het eind en aan het begin af. Het kind zegt je steeds na. Het einddoel is dat het kind op deze manier zonder jouw hulp de woorden uitspreekt. Zorg voor succeservaringen en oefen met steeds langere woorden.
Voorbeeld:
- bomen
- bome
- ome
- om
- m
Je ziet dat anders leren eigenlijk heel leuk is! Veel plezier met deze leuke oefening!
Gerelateerde blogs: