Hoe signaleer je beelddenken? Met het wereldspel
Hoe signaleer je beelddenken? Met het wereldspel
Wereldspel… veel meer dan spelmateriaal.
Veel basisscholen zijn in het bezit van `bouwmateriaal`. Gekleurde grote houten blokken, hekken, mensen en dieren, waarmee kleuters hun eigen wereld kunnen nabouwen. We spreken dan vaak van Wereldspel.
Het wereldspel is non-verbaal onderzoeksmateriaal.
De laatste jaren wordt de naam `Wereldspel` ook vaak genoemd als non-verbaal onderzoeksmateriaal door remedial teachers, orthopedagogen en andere onderwijsbegeleiders. Dit wereldspel materiaal heeft niets te maken met het bovengenoemde kleuterbouwmateriaal. Integendeel: het is een gestandaardiseerd non-verbaal onderzoeksinstrument dat gebruikt wordt bij onderwijskundige onderzoeken om te kijken welke cognitieve stijl een kind gebruikt: Beelddenken of Taaldenken. In de wetenschap spreken we over de visuele cognitieve stijl of de verbale cognitieve stijl. Met het Wereldspel kunnen we Beelddenken signaleren en diagnosticeren.
Nel Ojemann (1914-2003) en het wereldspel
Wereldspel
In 1950 maakte pedagoge Nel Ojemann kennis met het wereldspel door de publicatie van Kamp. Zij paste deze kennis toe bij haar studiescriptie getiteld: `Het verschil in de wijze van uitwerking van het wereldspel door het al dan niet dyslectische kind`.
De gepubliceerde ervaringen van logopediste Maria J. Krabbe in haar boek `Beelddenken en woordblindheid` (1951), dat kinderen met lees- en taalbelemmeringen niet alleen op leergebied problemen vonden, maar ook gedragsmatig afweken van `gewone` kinderen, zetten Nel Ojemann aan tot verder onderzoek.
Het wereldspel inzetten als preventief onderzoeksmateriaal.
Ojemann gebruikte het Wereldspel om de verschijnselen van dit `anders zijn` te signaleren en te verhelderen. Zij zag het Wereldspel als preventief onderzoeksinstrument: een manier om problemen voor te zijn en een handvat voor het maken van een handelingsplan.
In de jaren die volgden is er, door onderzoek en praktijkervaringen, veel aandacht besteed aan de standaardisering en vormgeving van het Wereldspel. Dit alles resulteerde in 1976 in een eerste handleiding voor observatie, uitwerking en beoordeling van het Wereldspel.
We sinaleren drie aspecten in het wereldspel.
Tot op heden wordt dit Wereldspelmateriaal door vele onderwijskundigen gebruikt als onderzoeksinstrument, waarbij steeds drie vaste aspecten aan de orde komen:
1. Het cognitieve aspect. Hoe verkent het kind de wereld om zich heen?
2. het affectieve aspect. Hoe beleeft het kind zijn wereld?
3. Het pedagogische aspect: Hoe hanteert het kind zijn wereld, hoe gaat hij er mee om?
Daaruit voortvloeiend kunnen we dan de vraag stellen: Hoe moeten we dit kind lesgeven?
In 1966 studeerde Nel af in de Pedagogiek en Psychologie en zij werd benoemd aan de Rijksuniversiteit van Groningen op de afdeling: onderwijskunde.
Het wereldspel als onderzoeksinstrument naar beelddenken
Vee
Beeld en Brein coaches die met dit materiaal werken, zijn enthousiast: het is een waardevolle aanvulling bij het begeleiden van kinderen. Ik hoop dan ook dat meer scholen na het lezen van dit artikel het wereldspel en de bijbehorende kennis binnen school halen, zodat kinderen sneller en effectiever onderzocht en begeleid kunnen worden.
Inhoud van het Wereldspel
Het Wereldspel bestaat uit ongeveer 160 kleine, meestal houten, elementen.
De elementen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën:
Huizen (groot en klein) daken en torens.
Voertuigen (auto’s, vrachtauto’s, locomotief, tractor, ziekenauto)
Mensen (volwassenen, kinderen, agent, soldaten)
Bomen (groot en klein)
Dieren (tamme dieren groot en klein, wilde dieren)
Hekken en verkeersborden
Neutraal
De verschillende elementen zijn zodanig samengesteld dat geen enkel element echt opvalt: kleur, vorm en grootte van de elementen zijn neutraal. Als alle elementen op een grote hoop liggen, springt geen enkel element eruit.
Het materiaal is zo duidelijk van structuur dat het zich niet leent voor een ander gebruik dan dat waarvoor het bedoeld is: `het bouwen van een dorp`.
Het zijn allemaal elementen die we buiten aantreffen. Waarbij moet worden opgemerkt dat de elementen niet consequent in verhouding zijn met elkaar. De mensen zijn bijvoorbeeld groter dan de huizen. Dit alles heeft een duidelijke bedoeling.
Non-verbaal
Het Wereldspel wordt ingezet als non-verbaal onderzoeksinstrument. Dat betekent dat het kind er niets bij hoeft te zeggen. Het kind kan vrijuit bouwen, zonder dit verbaal te hoeven ondersteunen of uit te leggen. Het wereldspel is daarom een fijn onderzoeksinstrument bij kinderen met dyslexie, beelddenken, allochtonen of faalangstige kinderen.
Preventief het wereldspel inzetten.
Het Wereldspel is uitsluitend bedoeld als preventief en oriënterend onderzoeksinstrument. Het kind krijgt de opdracht: `Bouw een dorp`. Aan de hand van de vormgeving van het dorp kunnen we zien hoe het kind zijn informatie verwerkt via Beeld en via Taal. Verder laat het kind persoonlijkheidskenmerken zien als: faalangst, boosheid, zwakke communicatie…
Daarnaast kunnen we aan de hand van de vormgeving van het dorp de cognitieve ontwikkeling van het kind bepalen.
Gecertificeerde Screener en/of Diagnosticeerder
Beeld en Brein leidt op om te kunnen screenen op Beelddenken met het Wereldspel. Dit betekent dat zij het Wereldspel gebruiken als ondersteuning voor hun behandelplan.
We leiden ook op tot Beeld en Brein Beelddenk-specialist. Een Beeld en Brein Beelddenk-specialist diagnosticeert door middel van een Individueel Onderwijskundig Onderzoek op Beelddenken.
Alleen opgeleide en gecertificeerde leerkrachten en onderwijskundigen mogen het Wereldspel aanschaffen en er mee werken. Zij kunnen op verzoek een certificaat van Beeld en Brein overhandigen.
De opleiding wordt verzorgd door Anneke Bezem en Marjon Lugthart van Bureau Bezem/Beeld en Brein.
Beeld en Brein biedt van 1 september e-learning aan!
We komen digitaal naar je toe, maar met persoonlijke aandacht!
Ik wil graag meer informatie over e-learning.
Geschiedenis van het Wereldspel
Floorgames
In 1911 publiceert H.G.Wells een boekje onder de naam `Floor games`. Hierin beschrijft hij hoe hij de verbeelding en vindingrijkheid van zijn zoon gestimuleerd heeft door samen steden te bouwen met behulp van houten speelgoedelementen. Niet alleen verwerkte zijn zoon persoonlijke elementen in de bouwwerken, maar kwamen ook zijn toekomstige mogelijkheden naar voren.
Welttechnik
Omstreeks 1925 is Margaret Löwenfeld, na het lezen van het boekje van Wells, op zoek naar allerlei speelgoedjes en materialen. Ze zoekt met haar `Welttechnik` naar een manier om uitingen van kinderen in een regelgeving vast te leggen en te interpreteren. Zij let vooral op leeftijdsovereenkomstig gedrag en persoonsbepaalde kenmerken. Ze plaatst het materiaal in de therapeutische sfeer.
Ongeveer gelijktijdig geeft Melanie Klein in haar geschriften aan dat ze het idee heeft om `spelmateriaal` te gebruiken als uitgangspunt voor psychoanalytische behandeling van kinderen. De wijze van omgaan met het spelmateriaal van het kind geeft inzicht in de, in het spel tot uitdrukking gebrachte, gedragspatronen.
Wereldspelmateriaal
CharlotteBühler
Na een bezoek aan Löwenfeld besluit Charlotte Bühler omstreeks 1955 nader onderzoek te doen naar het omgaan met het wereldspelmateriaal. Ze gaat daarbij uit van de ontwikkeling van het kind en ze sluit aan bij de symptomatische verklaringswijze van Löwenfeld. Tegelijkertijd werkt ze aan het standaardiseren van het spel. Ze gebruikt het wereldspelmateriaal als test om het gedrag en de intelligentie van een kind te meten en een projectie te maken.
Charlotte Bühler legt ook meer criteria aan, zoals: hoeveel elementen gebruikt een kind? Welke elementen ontbreken, of zijn veelvuldig aanwezig? Welke vorm heeft het bouwsel?
Margaret van Wijlick
Onder leiding van Charlotte Bühler doet Margaret van Wijlick in 1936 een poging om de standaardisering uit te werken. Ze is vooral geïnteresseerd in de invloed die leeftijd en ontwikkelingsniveau hebben op de wijze van omgaan met het materiaal. Zij benadrukt, evenals Charlotte Bühler, het ontwikkelingspsychologische aspect. In datzelfde jaar komt het wereldspel naar Nederland. Jarenlang wordt het spel gebruikt op de werkplaats in Bilthoven.
L.N.J.Kamp
In 1947 sluit L.N.J. Kamp (arts en psychiater) aan op het werk van Van Wijlick. Hij zoekt naar normen in de vorm van leeftijdscriteria. Welke wijze van omgaan met het materiaal heeft op een bepaalde leeftijd de voorkeur? Met andere woorden: Hoe bouwt een kleuter? Hoe bouwt een achtjarige? Hoe bouwt een twaalfjarige?
In de periode 1900 tot omstreeks 1950 zijn verschillende mensen, vanuit verschillende disciplines, bezig geweest met het wereldspelmateriaal als onderzoeksinstrument. Ondanks de zeer verschillende uitgangspunten, zijn er toch ook veel overeenkomsten te vinden. Steeds komen vier categorieën naar voren:
I De mentale leeftijd
II De karakterstructuur
III Het cultuurpatroon
IV De eigen wereld
Individueel Onderwijskundig Onderzoek
Het Wereldspel wordt altijd gebruikt als toegevoegd onderdeel in een compleet Individueel Onderwijskundig Onderzoek (IOO) of in combinatie met eerder verkregen onderzoeksgegevens. Het onderzoek met het Wereldspel zelf neemt ongeveer 15 minuten tijd in beslag. In deze korte tijd bouwt het kind een dorp en krijgt de onderzoeker bij analysering inzicht in alle drie de aspecten van het kind:
`Hoe verwerkt het kind zijn informatie?`
`Welke persoonlijkheidskenmerken laat het kind zien?`
`Hoe is de cognitieve ontwikkeling in het onderwijsleerproces?`
Hoe gaat het diagnostisch onderzoek op Beelddenken?
Het onderzoek wordt individueel afgenomen in een rustige ruimte. Aan een lege tafel mag het kind een dorp bouwen. De onderzoeker bekijkt allereerst samen met het kind alle verschillende elementen uit het wereldspel die als een grote hoop op tafel liggen. Dan krijgt het kind de opdracht om een dorp te bouwen. Tijdens het bouwen wordt er in principe niet gesproken. De onderzoeker observeert (en noteert). Als het dorp klaar is (meestal tussen de tien en twintig minuten), mag het kind vertellen wat hij/zij gebouwd heeft. De onderzoeker luistert. Dan is het feitelijke onderzoeksgedeelte beëindigd. Het beoordelen van wat er gebouwd is door het kind, gebeurt achteraf aan de hand van een notatieformulier.
De gegevens die, samen met de andere onderzoeksresultaten, naar voren komen zijn zeer waardevol voor zowel ouders, leerkracht en het kind zelf. Ervaring leert dat remedial teachers psychologen, logopedisten en orthopedagogen die werken met het Wereldspel veel dieper en effectiever naar voren halen wat er speelt bij het kind, zowel op leergebied als op sociaal-emotioneel gebied.
Hoe verwerkt het kind zijn informatie?
Allereerst komt uit het gebouwde dorp naar voren of het kind nog veel in beelden denkt of dat de taal al aanwezig is. Dit is een belangrijk gegeven voor leerkrachten: methodes zijn immers talig, waardoor communicatieproblemen ontstaan bij het aanbieden van de leerstof. Niet de leerstof is vaak het probleem, maar de manier van overbrengen!!!! Als dit op tijd wordt gesignaleerd, kunnen problemen (lijkend op dyslexie) voorkomen worden.
In het protocol dyslexie dat de meeste scholen hanteren, staan criteria van dyslexie. Deze criteria komen grotendeels overeen met die van het nog teveel in beelden denken. In tegenstelling tot dyslexie, is beelddenken echter geen structureel probleem: een kind kan het talige denken met een juiste begeleiding gewoon aanleren, waardoor deze specifieke leerproblemen kunnen verdwijnen.
Welke persoonlijkheidskenmerken laat het kind zien?
Wat ook uit het gebouwde dorp naar voren komt, en wat door onderzoekers als zeer waardevol wordt gezien, zijn indicaties van persoonlijkheidskenmerken van een kind die op dat moment spelen, zoals agressie, protestgevoelens, communicatieproblemen, (faal)angst en pro
Als deze dingen aan de orde zijn, haalt een ervaren onderzoeker deze kenmerken direct uit het gebouwde dorp aan de hand van een checklist. Deze afgegeven signalen kunnen in een gesprek met ouders en leerkracht heel waardevol zijn. De ervaring leert dat zo onderliggende problemen bespreekbaar worden, waardoor ook op het gebied van leren weer ruimte komt voor het kind.
In de praktijk blijkt dat de remedial teachers die met het Wereldspel werken, nieuwe leerlingen eerst laten bouwen. Dat is voor het kind een rustig begin en het geeft een goede kijk op hoe het kind denkt, handelt en voelt, waardoor het een waardevolle aanvulling is bij de verdere onderzoeken en/of begeleiding.
Hoe is de cognitieve ontwikkeling in het onderwijsleerproces?
Als laatste kan uit het onderzoek een indicatie komen omtrent het cognitieve niveau van een kind. Er is een duidelijke gestandaardiseerde onderverdeling gemaakt, waarbij leeftijdsovereenkomstige kenmerken worden gebundeld. De manier van bouwen geeft aan hoe het kind zijn wereld ordent. Hierdoor ontstaat inzicht in de cognitieve vermogens van het kind. Met behulp van de normering blijkt dan of een kind gemiddeld, onder het gemiddelde, of bovengemiddeld scoort. De ervaring leert dat veel hoogintelligente kinderen (snelle denkers) door eventuele talige problemen op school niet uit de verf komen. Met het non-verbale wereldspel komt dan naar voren dat ze wel degelijk bovengemiddeld scoren en is verder onderzoek gewenst.
Op elke school een Screener op Beelddenken
Wat zou het fijn zijn als er op elke school een gecertificeerde Beeld en Brein Coach is. Een deskundige die kan Screenen op Beelddenken (Module 2 van de e-learning) en die precies weet hoe de lesstof kan worden aangeboden aan de Beelddenkers. Meer informatie over de e-learning.
Een beelddenker wil wel leren, maar weet vaak niet hoe!
Ik heb inmiddels ruim tweehonderd onderzoeken op het diagnosticeren Beelddenken afgenomen en sta elke keer weer verbaasd wat een mooie resultaten het Wereldspel geeft en hoe waardevol het wereldspel is!