Communicatie; een beelddenker communiceert anders.

Communicatie; een beelddenker communiceert anders.

Communicatie; een beelddenker communiceert anders.

Communicatie is lastig voor een beelddenker. Een verhaal heeft vaak geen kop en staart. Het verhaal wordt chaotisch verteld.

Communicatie is vaak zwak bij een beelddenker. 

Deze week kreeg ik onderstaande mail binnen.
`Communicatie is lastig voor mijn kinderen, zoals een verhaal vertellen. Ik ben zelf beelddenker. Samen met mijn vrouw hebben wij drie kinderen in de basisschool leeftijd (onderbouw en bovenbouw) Ik heb een vermoeden dat mijn kinderen beelddenkers zijn. Wat bijvoorbeeld lastig is voor ze, is het onder woorden brengen van een onderwerp voor het maken van een werkstuk. Dit kost ze best veel moeite. Het resultaat is een kort en weinig samenhangend verhaal. Hetzelfde geldt voor het schrijven van een opstel.`

Iedereen kan toch beelddenken?
Dat lijkt misschien zo. Maar er is een verschil tussen beelddenken en beeldvormen.

Wat is Beelddenken?

Onder beelddenken verstaan we een denkproces dat informatie verwerkt. Een beelddenker doet dat in eerste instantie zonder woorden. Om zijn denken/beelden te kunnen overbrengen, moet een beelddenker gebruik maken van taal. Dat is verwoorden achteraf, de beelddenker probeert zijn beeld in woorden uit te leggen.
Een beelddenker denkt in beelden als enige mogelijkheid om tot de juiste woorden te komen. Hij moet de woorden bij het plaatje zoeken. Als een beelddenker bewust het beeld van een huis oproept, zullen er andere associatiebeelden als de rode bank, de hond op zijn kleed, enz. verschijnen. Een beelddenker bevindt zich in het beeld. De beelddenker kan in en om het huis lopen in gedachte. Het vertalen van beeld naar taal kost tijd en veel concentratie.

Wat is Beeldvormen?

Beeldvormen of anders gezegd visualiseren is alleen een eindgebeuren en niet het denkproces zelf. Een taaldenker zal zeggen: `Ik kan ook een beeld voor me zien.` Ja dat klopt, dat noemen we beeldvormen. Een taaldenker denkt in woorden en begrippen en vormt beelden als geheugensteun om iets te vertellen. Hij bedenkt het plaatje bij zijn woorden.
Een taaldenker visualiseert bijvoorbeeld een huis en kijkt tegen het beeld van een huis aan.

Samengevat kunnen we zeggen:
Communicatie Beelddenken: Een beelddenker beweegt zich in en om het beeld. Het beeld is het denkproces van de beelddenker. Het verwoorden gebeurt achteraf.
Communicatie Beeldvormen: Een taaldenker zoekt een beeld als steun voor zijn taal. Het denkproces gebeurt met taal.

Beelddenkers Auditief zwak

Verschillen in communicatie van beelddenken en taaldenken om een verhaal vertellen.

Als de taaldenker iets wil vertellen kan hij zich een plaatje voorstellen van een situatie. Hij vormt het beeld dat hem steun geeft om over de situatie te vertellen. De taaldenker kijkt tegen een beeld aan. De taaldenker zal een verhaal netjes op volgorde vertellen, doordat het denkproces stapje voor stapje verloopt, van het begin tot het eind.

De beelddenker bevindt zich in zijn beeld. Om zijn ruimtelijk beeld te kunnen verwoorden moet hij zichzelf buiten het beeld/gebeuren plaatsen. Hij bekijkt het beeld en verwoordt dan wat hij `ziet’. De beelddenker vertelt vaak een chaotisch verhaal omdat het denkproces door nieuwe associatiebeelden chaotisch verloopt; niet netjes op volgorde in de tijd.

Moeder vraagt bijvoorbeeld na het ophalen van haar zoon of dochter na een schoolreisje naar Artis: `Hoe was het vandaag?`
De beelddenker ziet in gedachten de bus voor school, maar er volgen meteen associatie beelden zoals: de ingang van de dierentuin > lekkere kadetjes speciaal voor schoolreis > de aap kreeg een banaan > tijgers aten rauw vlees > tijgers vochten om het vlees in de dierentuin. De beelddenker vertelt aan moeder: `De tijgers gingen vechten`. Voor de beelddenker volstrekt duidelijk en mama kan het even niet plaatsen.
De beelddenker krijgt vanuit het geheel verschillende associaties om tot een eindconclusie of antwoord te komen. In dit geval: `Het was een leuk schoolreisje!` Daardoor wordt het een verhaal van de hak op de tak, associatief verteld. Een beelddenker heeft meer tijd nodig om het beeld in zijn hoofd te verwoorden. Hij moet het beeld omzetten in taal en dat kost tijd.

Kort samengevat:

Een taaldenker denkt en vormt beelden als geheugensteun om iets te vertellen. Hij bedenkt het plaatje bij zijn woorden.

Een beelddenker denkt in beelden als enige mogelijkheid om tot de juiste woorden te komen. Hij moet de woorden bij het plaatje zoeken. Dit kost tijd en veel concentratie.

Hoe kunnen we de beelddenker nu ondersteunen om een verhaal op volgorde te schrijven?

We kunnen de beelddenker een verhaal laten schrijven met een associatie ketting.

De associatieketting sluit aan bij de informatieverwerking van een beelddenker. Als de associatieketting klaar is, gaat de beelddenker de structuur aanbrengen. De beelddenker werkt dan van het geheel naar de analyse. En dat is wat een beelddenker graag doet.

Hoe gaat de oefening?

Laten we eens naar onderstaand voorbeeld kijken.

Opstel schrijven
Janneke is op schoolreisje naar Artis geweest.
De leerkracht laat elke leerling een opstel schrijven over het schoolreisje naar Artis.
Voor het schrijven van een opstel over een schoolreisje maakt Janneke gebruik van een associatie ketting.
Omdat Janneke haar beelddenken als eerste manier gebruikt om te werken, heeft zij geleerd om met deze techniek orde in haar associatiebeelden te scheppen. In de eerste instantie wordt het een chaotisch verhaal omdat zij van de ene associatie in de andere associatie terecht komt. Er zit geen kop en staart aan het verhaal. Janneke heeft ook meer tijd nodig om de beelden in haar hoofd te kunnen omzetten naar taal. Beelden omzetten in taal kost tijd.

Hoe werkt de associatie ketting?

Janneke start met het maken van een associatie ketting. Dit is de manier van denken dat bij haar past. Zij kan nu vrijuit denken.
Janneke schrijft al associërend een ketting van woorden op die in haar opkomen naar aanleiding van het schoolreisje naar Artis. Bijvoorbeeld:

Zij schrijft de associatie ketting: artis → beer → giraf → woensdag → bus→ enz…

Daarna gaat Janneke orde aanbrengen in het associatieverhaal.
Zij onderstreept de woorden. Dan zet zij onder elk woord een nummer; de woorden worden op volgorde van de tijd, waarin de dingen die dag gebeurde, genummerd.
Janneke heeft nu een structuur voor zichzelf aangebracht om een chronologisch verhaal op te kunnen schrijven: We gingen woensdag met de bus op schoolreisje naar Artis. Artis is een dierentuin waar ik de beer en de giraf het leukste vond. Enz.

Beelddenkers hebben behoefte aan structuur en kaders om zichzelf niet te verliezen in hun chaotische, associatieve wereld!

De associatieketting is hier een voorbeeld van.

Veel succes met onze creatieve, ondernemende beelddenkers!

Anneke Bezem